Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

Alzheimer: minder zorg met risperidon

Door op 01-02-2005

Dementerende patiënten kunnen behoorlijk wat hinder veroorzaken. Agitatie, agressie, hallucinaties, uitgesproken wantrouwen, slaapstoornissen, vocalisaties en schreeuwen vragen van de omgeving extra verzorging. De vraag is in hoeverre geneesmiddelen, IE in het bijzonder antipsychotica, kunnen helpen om de zorg draaglijker te maken. Verschillende placebogecontroleerde onderzoeken toonden aan dat lage doses risperidon en haloperidol het patiëntengedrag verbeterden. In het onderzoek van Frank en medewerkers werd nagegaan wat het effect was van risperidon bij langdurig geïnstitutionaliseerde dementiepatiënten op de belasting van de verpleegkundigen. Dit werd geobjectiveerd met de Modified Strain in Nursing Care Assessment Scale (M-NCAS). Deze schaal scoort gedragsvariabelen bij patiënten en werkbelastingsfactoren zoals de verpleegkundige die bij zichzelf percipieert. De verpleegde patiënten waren minstens 55 jaar en verbleven al minimaal 1 maand in de instelling. Ze hadden de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie of een mengvorm van beide. Ze vertoonden gedragsstoornissen en een MMSE-score (mini-mental state examination) van maximaal 23. Ze scoorden positief op de Cohen-Mansfield Agitation Inventory (CMAI) en vertoonden een zekere mate van agressief gedrag. De verzorgende verpleegkundige trad als referentie op voor de observatie. Andere neurologische aandoeningen met een invloed op het cognitief functioneren werden uitgesloten. Na een uitwasperiode van 7 dagen kregen de patiënten placebo of 1 tot 2 mg risperidon per dag in een langzaam oplopende dosering. Evaluatie vond plaats na 4, 8 en 12 weken (eindpunt). Uiteindelijk konden 279 van de 337 initieel ingesloten patiënten worden geëvalueerd: 143 met placebo en 136 met risperidon (per-protocol-analyse). Beide groepen scoorden in het begin vergelijkbaar op de CMAI. Evaluatie met de M-NCAS toonde aan dat na 12 weken bij de met risperidon behandelde groep significante verbeteringen optraden ten opzichte van de met placebo behandelde groep met betrekking tot het vragen van aandacht en moeilijk gedrag (p”0,05). De autonomie van de patiënt bleef onveranderd. De totale score voor waargenomen gedrag van de patiënt viel in het voordeel uit van de met risperidon behandelde groep. Het personeel ervoer bij zichzelf een significante verbetering ten aanzien van emoties, werkbevrediging en werkbelasting (p”0,05). Controle op de verzorging (voorspelbaarheid en beheersbaarheid) wijzigde niet. De totaalscore voor stress bij het personeel gaf significant betere waarden wanneer de patiënten met risperidon behandeld waren. De totaalscores voor het gedrag van de patiënt en de stresservaring bij het personeel verbeterden al na vier weken significant. Deze totaalscores correleerden goed met totale-agressie-en niet-agressiescores op de CMAI. In de placebogroep wijzigde geen enkele parameter van de MNCAS significant na 4, 8 of 12 weken. Behandeling van demente patiënten met risperidon verlicht dus tot op zekere hoogte de belasting van de verzorgers. De goede correlatie tussen de resultaten met de M-NCAS en de CMAI versterkt deze conclusie. Toch was het wenselijk geweest meer informatie over de verpleegkundigen te krijgen. Het blijft dan ook een vraag in hoeverre afname van de belasting zich vertaalt in vermindering van de verzorging zelf. Ook kan men zich afvragen of er veel verschil is in de perceptie van de werkbelasting van de verpleegkundigen onderling.

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Thema Farmacotherapie
Publicatie 1 februari 2005
Editie PiL - Jaargang 9 - editie 2 - Editie 2, 2005