Suïcide en suïcidepogingen zijn wereldwijd een veel voorkomend en dramatisch probleem. Bekend is dat stemmingsstoornissen de kans op suïcide(pogingen) verhogen. Epilepsie verhoogt zowel het risico op suïcide bij patiënten met psychiatrische aandoeningen als het risico op het ontstaan van een psychiatrische aandoening. Patiënten met lang bestaande epilepsie en een dysfore stemming blijken een verhoogd risico te hebben op suïcide, ook nadat de epilepsie onder controle is gebracht. De FDA heeft in 2008 reeds gewaarschuwd voor het verband tussen suïcide en anti-epileptica. Berekend werd dat de kans op suïcide(pogingen) twee keer groter is bij gebruik van anti-epileptica.
Arana en medewerkers waren van mening dat de klinische onderzoeken waarop deze conclusie berust nogal wat beperkingen hadden. In het hier besproken onderzoek werd de samenhang tussen anti-epileptica en suïcide(pogingen) in kaart gebracht, waarbij gebruik gemaakt werd van gegevens verzameld in de THIN (The Health Improvement Network) in het Verenigd Koninkrijk. In deze databank worden gegevens geregistreerd van meer dan 6,7 miljoen patiënten. Het onderzoek bestond uit twee delen: een beschrijvend onderzoek waaruit de incidentie berekend werd en een patiëntcontroleonderzoek waarmee berekend werd wat de kans op suïcide(poging) is bij het al dan niet gebruiken van anti-epileptica. De gegevens van een periode van tien jaar werden geanalyseerd. De gemiddelde follow-up was 6,2 jaar. Er werden meer dan vijf miljoen patiënten betrokken en de diagnose epilepsie was bij 66 925 patiënten gesteld. In totaal gebruikten 77 319 patiënten anti-epileptica.
Uit de analyse bleek dat 8 212 patiënten een suïcide(poging) gedaan hadden; bij 464 patiënten was de afloop fataal. In de analyse werden verschillende subgroepen onderscheiden. De incidentie werd berekend op basis van 100 000 patiënten. De incidentie van suïcide(poging) in de gehele groep was 26,05 (95%BI:25,49-26,62). Zonder gebruik van anti-epileptica en zonder depressie, bipolair stoornis of epilepsie was dit 15,05 (95%BI:14,60-15,51); met anti-epileptica 39,37 (95%BI:32,64-47,08). Uit de subgroepanalyse kwam naar voren dat bij patiënten met een bipolaire stoornis die anti-epileptica gebruikten de incidentie het hoogst was: 441,26 (95%BI: 315,24-600,87). Uit het case-control-onderzoek kon worden berekend dat het risico op suïcide(poging) bij epilepsiepatiënten kleiner was bij gebruik van anti-epileptica (OR 0,59; 95%BI: 0,35-0.98), maar bij depressieve patiënten groter (OR 1,65; 95%BI: 1,24-2,19). Er was geen significant verschil bij patiënten met een bipolaire stoornis (OR 1,13; 95%BI:0,35-3,61) en bij patiënten met epilepsie én depressie (OR 1,24; 95%BI:0,56-2,72). De belangrijkste conclusie is dat het gebruik van anti-epileptica geen verhoogd risico inhoudt bij patiënten met epilepsie of bipolaire stoornis, maar wel bij patiënten met depressies.
Belangenverstrengeling: niet vermeld.
Arana A, Wentworth CE, Ayuso-Mateos JL, Arellano FM. Suicide-related events in patients treated with antiepileptic drugs. N Engl J Med 2010;363:542-51.
Auteurs | Knuistingh Neven, A. |
---|---|
Thema | Bijwerkingen |
Publicatie | 18 maart 2011 |
Editie | PiL - Jaargang 15 - editie 2 - Editie 2, 2011 |