In een aantal artikelen in BMJ komen onzekerheden in de zorg aan de orde. Eén van deze onzekerheden is de vraag of antihistaminica moeten worden gebruikt voor behandeling van anafylaxie. Voor de beantwoording van deze vraag blijken geen ‘randomised controlled trials’ (RCT’s) beschikbaar te zijn; goed onderzoek dat beleid kan onderbouwen ontbreekt daardoor. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij de vergelijking van belangrijke internationale richtlijnen op dit gebied onlangs tegenstrijdigheden konden worden aangetoond voor wat betreft het gebruik van antihistaminica. Over het gebruik van adrenaline was geen discussie. Op grond van consensus onder deskundigen en op grond van indirecte waarnemingen beveelt men daarom adrenaline aan als eerste stap in de behandeling.
De auteurs noemen enkele redenen om af te zien van de inzet van antihistaminica bij anafylaxie. Er is nooit aangetoond dat toepassing van antihistaminica klinisch effect heeft op de directe en levensbedreigende symptomen van anafylaxie. In conventionele doses kunnen antihistaminica het massaal vrijkomen van histamine niet voorkómen. Antihistaminica werken langzamer dan adrenaline. Daarnaast hebben de injecteerbare antihistaminica voor sommige patiënten het risico van hartritmestoornissen. De nieuwere antihistaminica hebben dat probleem niet, maar zijn alleen oraal beschikbaar. Daardoor duurt het langer voor hun werking intreedt. De auteurs pleiten ervoor om antihistaminica helemaal niet in de richtlijnen voor de behandeling van anafylaxie op te nemen. Het overwegen van het gebruik en de toediening ervan kost te veel tijd om werkelijk effectief te kunnen zijn. Er moet snel worden gehandeld. Dat betekent injectie van adrenaline (intramusculair), volgens internationale richtlijnen voor volwassenen in een dosis van 0,01 mg/kg (en/of maximaal 0,3-0,5 mg). De auteurs stellen dat antihistaminica (H1-antagonisten) vooral geïndiceerd zijn om jeuk, netelroos, andere huidsymptomen en afscheiding van neusvocht te bestrijden. Hun werkzaamheid bij huideffecten kan verhoogd worden door een combinatie met H2-antagonisten, zoals cimetidine en ranitidine.
Belangenverstrengeling: niet gemeld.
Andreae DA, Andreae MH. Should antihistamines be used to treat anaphylaxis? BMJ 2009;339:b2489.
Auteurs | Dr. F.W. Dijkers |
---|---|
Thema | Farmacotherapie |
Publicatie | 31 maart 2010 |
Editie | PiL - Jaargang 14 - editie 2 - Editie 2, 2010 |