O”Reilly et al. geven in de NICE-richtlijnen aan hoe men tot de diagnose COPD komt, hoe men de BODE-index (Body mass, airway Obstruction, Dyspnoe, Exercise capacity – een indexmaat voor de ernst van het COPD) kan berekenen, wanneer men moet doorverwijzen naar de tweede lijn, dat men elke patiënt met COPD moet adviseren zo snel mogelijk het roken te staken, dat men een algoritme voor de farmacotherapie kan volgen en dat men elke patiënt met COPD een revalidatieprogramma moet aanbieden. Voor deze aspecten wordt verwezen naar het oorspronkelijke artikel. Hier zal uitsluitend het farmacotherapeutisch algoritme aan de orde komen.
Bij patiënten met COPD die last hebben van benauwdheid en inspanningsbeperking wordt behandeling met kortwerkende beta-adrenoceptoragonisten of kortwerkende acetylcholine muscarine receptorantagonisten aanbevolen.
Bij patiënten met persisterende kortademigheid of met exacerbaties is de farmacotherapie afhankelijk van de FEV1-waarde:
a) Is de FEV1-waarde ≥50% (van de voorspelde waarde) dan beveelt men behandeling met een lang werkende beta-agonist of lang werkende muscarine-antagonist aan. De reeds aanwezige behandeling met kortwerkende agonisten/antagonisten dient dan te worden gestaakt;
b) Is de FEV1-waarde <50% (van de voorspelde waarde) dan wordt de behandeling met een combinatie van een lang werkende beta-agonist met een inhalatie-corticosteroïd aanbevolen. Als het steroïd niet goed wordt verdragen, kan men dit vervangen door een lang werkende anti-muscarine antagonist. Een alternatief is behandeling met een lang werkende muscarine-antagonist als monotherapie (de behandeling met een kortwerkende muscarine-antagonist - indien aanwezig - dient dan te worden gestaakt).
In het volgende stadium, waarbij het COPD steeds ernstiger wordt, treden vaak persisterende exacerbaties en chronische kortademigheid op. Lang werkende beta-agonisten en corticosteroïden per inhalatie worden als behandeling aanbevolen. Indien niet voldoende werkzaam kan hieraan een lang werkende muscarine-antagonist worden toegevoegd.
Opmerking referent: men moet zich ervan bewust zijn dat naast de beschreven farmacotherapie van de luchtwegobstructie veel patiënten met COPD antibacteriële farmacotherapie nodig hebben, zeker als sprake is van voortdurende exacerbaties.
Belangenverstrengeling: geen.
O’Reilly J, Jones MM, Parnham J, Lovibond K, Dudolf M. Management of stable chronic pulmonary disease in primary and secondary care: summary of updated NICE guidance. BMJ 2010;341:c3134.
Auteurs | Dr. P.L.B. Bruijnzeel |
---|---|
Thema | Farmacotherapie |
Publicatie | 17 december 2010 |
Editie | PiL - Jaargang 14 - editie 10 - Editie 10, 2010 |