Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

Calcium en hartinfarct

Door op 24-01-2011

In de meeste richtlijnen neemt calcium een belangrijke plaats in bij de preventie en behandeling van osteoporose. Er is echter enige onduidelijkheid over de vraag wat het effect is van calciumtherapie op cardiovasculaire aandoeningen. Uit observationeel en interventieonderzoek blijkt dat calcium mogelijk een beschermende werking heeft. Aan de andere kant wordt arteriosclerose versneld en is er een verhoogde mortaliteit bij patiënten met nierfalen die met calciumpreparaten werden behandeld.
De meta-analyse van Bolland en medewerkers had als doel deze onduidelijkheid op te heffen. Voor een systematisch overzicht zochten zij ‘randomised clinical trials’ (RCT’s) waarin calciumsupplementen de interventie vormden. Het primaire eindpunt van deze RCT’s was in bijna alle gevallen botfracturen of botdichtheid, waarbij botdichtheid als een zogenaamd surrogaateindpunt aan te merken is. De inclusiecriteria waren onder andere een calciumopname van meer dan 500 mg/dag en een vervolgperiode langer dan één jaar. In een uitgebreid literatuuronderzoek vonden zij 28 artikelen, waarin 15 RCT’s werden gerapporteerd. Uiteindelijk werden op grond van kwaliteitseisen elf RCT’s in de analyse opgenomen. In de meta-analyse beoordeelde men de gerapporteerde cardiovasculaire uitkomsten. Er werden relatieve risico’s (RR’s) berekend betreffende het optreden van hartinfarcten, CVA’s, een samengestelde uitkomstmaat (hartinfarct, CVA, plotse dood) en overlijden. Het RR voor hartinfarct was in de groep mensen die calciumsuppletie kregen significant verhoogd: 1,27 (95%BI: 1,01-1,59). Voor CVA, de combinatiemaat en overlijden waren de RR’s respectievelijk 1,12 (95%BI: 0,92-1,36), 1,12 (95%BI: 0,97-1,30) en 1,07 (95%BI: 0,95-1,19). Deze waren dus niet statistisch significant verhoogd. Men berekende dat indien men duizend patiënten vijf jaar met calciumtherapie behandelt, dit 14 hartinfarcten, 10 CVA’s en 13 doden extra zou geven, terwijl er 26 fracturen voorkomen konden worden.
De onderzoekers concludeerden dat calciumtherapie (zonder vitamine D) de incidentie van het hartinfarct, zij het in geringe mate, verhoogt. Zij stellen dat de rol van calciumsupplementen nog eens bezien moet worden, omdat behalve het geringe verhoogde risico op cardiovasculaire aandoeningen ook de vermindering van het aantal fracturen bescheiden is. In een redactioneel commentaar stellen Cleland et al. dat, mede met het oog op de resultaten van deze analyse, patiënten met osteoporose in het algemeen niet behandeld dienen te worden met calciumpreparaten.

Opmerking referent: het is opmerkelijk dat wel een significant effect gevonden werd voor het optreden van een hartinfarct en niet voor de andere cardiovasculaire uitkomstmaten. De vraag is en blijft natuurlijk niet of het al dan niet significant is, maar of het wel klinisch relevant is. Slechts een goed opgezette RCT met cardiovasculaire primaire uitkomstmaten kan in dit geval duidelijkheid scheppen.

Belangenverstrengeling: een aantal auteurs van de trial kreeg een vergoeding van farmaceutische bedrijven voor verschillende werkzaamheden. De auteurs van het redactionele commentaar hadden geen banden met de farmaceutische industrie.

Bolland MJ, Avenell A, Baron JA, Grey A, MacLennan GS, Gamble GD, Reid IR. Effect of calcium supplements on risk of myocardial infarction and cardiovascular events: meta-analysis. BMJ 2010;341:c3691.
Cleland JG, Witte K, Steel S. Calcium supplements in people with osteoporosis. BMJ 2010;341:c3856.

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs Knuistingh Neven, A.
Thema Farmacotherapie
Publicatie 24 januari 2011
Editie PiL - Jaargang 15 - editie 1 - Editie 1, 2011