Corticosteroïden, fenothiazines en tricyclische antidepressiva kunnen lenstroebelingen (cataract) veroorzaken. Ook van andere geneesmiddelen is bekend geworden dat zij cataract kunnen geven: miotica, cytostatica, fenytoïne, isotretinoïne, orale anticonceptiva, allopurinol, antimalariamiddelen, diazepam, tetracyclines, sulfamiden, selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) en snelbruiningsmiddelen.
Cataract door corticosteroïden is in verschillende meta-analyses en populatieonderzoeken aangetoond. Het is dosisafhankelijk en irreversibel. Ook inhalatie en gebruik in zalf, met name in of rond het oog, maar ook toepassing elders kunnen tot cataract leiden. Bij occlusie van de huid en/of gelijktijdige orale toediening is de kans op cataract nog groter. Steroïdcataract is soms moeilijk te onderscheiden van atopisch cataract. Daarom is het raadzaam bij de start van chronisch corticosteroïdgebruik oogheelkundig onderzoek te laten uitvoeren, en dit onderzoek daarna regelmatig te herhalen, mede vanwege de kans op oogdrukverhoging. De kans op nastaar is groter, indien corticosteroïden postoperatief worden gecontinueerd.
Auteurs | prof. dr. B.C.P. Polak |
---|---|
Thema | Bijwerkingen |
Publicatie | 22 december 2011 |
Editie | PiL - Jaargang 15 - editie 7 - Editie 7, 2011 |