Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

Combinatie van antihypertensiva: maakt het uit waarmee we beginnen?

Door op 25-06-2010

De volgorde waarin antihypertensiva worden voorgeschreven bij overgang van monotherapie naar combinatietherapie heeft invloed op de uiteindelijke bloeddrukdaling. De eerste resultaten van het onderzoek genaamd Pharmacogenomic Evaluation of Antihypertensive Responses (PEAR) wijzen erop dat een behandeling met hydrochloorthiazide, waaraan atenol wordt toegevoegd, een grotere bloeddrukdaling tot gevolg heeft dan een behandeling van atenolol, waaraan hydrochloorthiazide wordt toegevoegd.
In het onderzoek zijn 368 deelnemers verdeeld over twee groepen. Binnen elke groep werd ook onderscheid gemaakt op grond van ras (Europees/blank of Afrikaans/zwart). De eerste weken werden de deelnemers behandeld met hydrochloorthiazide 12,5 mg/dag (n=187) of atenolol 50mg/dag (n=181). Na drie weken vond er, afhankelijk van de gemeten bloeddruk (≥120/70 mm Hg) en de hartslag (>55 bpm), nog een dosisverhoging plaats. Na negen weken monotherapie werd overgegaan op combinatietherapie door toevoeging van respectievelijk atenolol of hydrochloorthiazide. Ook nu vond na drie weken combinatietherapie op geleide van de bloeddruk een dosisverhoging plaats. Het uiteindelijke effect van de behandeling werd ten minste vijftien tot achttien weken na aanvang gemeten. Voor de beoordeling van de verschillen in bloeddruk is gebruikt gemaakt van het statistische programma SAS, waarbij gecorrigeerd is voor de bloeddruk bij aanvang, leeftijd, geslacht, geschatte glomerulaire filtratiesnelheid, therapietrouw en uiteindelijke dosis atenolol en hydrochloorthiazide.
Na monotherapie met hydrochloorthiazide werd de grootste bloeddrukdaling gemeten bij de zwarte bevolkingsgroep in vergelijking met de blanke bevolkingsgroep (-13,0/-7,4 mm Hg vs. -8,0/-4,2 mm Hg; p<0,001). Bij monotherapie met atenolol was de bloeddrukdaling bij de zwarte bevolkingsgroep juist minder in vergelijking met de blanke bevolkingsgroep (-1,1/-2,9 mm Hg vs. -9,9/-9,2 mm Hg; p<0,0001). Bij beide groepen was het bloeddrukverlagend effect, gemeten na vier tot zes maanden, groter bij therapie van hydrochloorthiazide gecombineerd met atenolol dan bij behandeling met atenolol gecombineerd met hydrochloorthiazide (-19,1/-14,2 mm Hg versus -15,6/-11,3 mm Hg, p<0,0001). Ondanks optimalisering van de doses hydrochloorthiazide en atenolol was de bloeddruk bij slechts tweederde van de deelnemers onder controle.
In het PEAR-onderzoek worden nog nieuwe patiënten ingesloten om te kijken of de resultaten van het bovenbeschreven onderzoek bevestigd kunnen worden. In hoeverre het waargenomen bloeddrukverschil tussen de twee verschillend behandelde groepen waarneembaar blijft in de loop der tijd (na vele maanden, jaren) en wat de invloed van de volgorde van antihypertensiva is op andere uitkomsten, is onbekend en zal nader onderzocht moeten worden.

Belangenverstrengeling: geen.

Johnson JA, Gong Y, Bailey KR et al. Hydrochlorothiazide and atenolol combination antihypertensive therapy: effects of drug initiation order. Clin Pharmacol Ther 2009;86:533-9.

Hydrochloorthiazide is in Nederland op de markt als zodanig en in verschillende combinatiepreparaten
Atenolol is in Nederland op de markt als zodanig en als combinatiepreparaat met chloortalidon

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs Dr. B.E. Smink
Thema Farmacotherapie
Publicatie 25 juni 2010
Editie PiL - Jaargang 14 - editie 5 - Editie 5, 2010