Psychotrope medicatie is een onafhankelijke risicofactor voor vallen, maar ook andere geneesmiddelen, waaronder cardiovasculaire, verhogen naar men mag aannemen het valrisico. Juist bij ouderen spelen medicatiebijwerkingen een belangrijke rol bij het ontstaan van vallen, onder andere door het veelvuldige gebruik van medicatie en de bijbehorende kans op interacties. Er zijn aanwijzingen dat een gestructureerde medicatiebeoordeling verricht door de apotheker in samenwerking met de huisarts het valrisico verlaagt. Farmacogenetisch onderzoek laat in toenemende mate zien dat verschillen in de genetische profielen van patiënten inderdaad een verklaring vormen voor interindividuele verschillen in de effectiviteit en bijwerkingen van een geneesmiddel. Benzodiazepinegerelateerd vallen wordt voorspeld door
specifieke genafwijkingen. Andere valrisicoverhogende medicatie waarbij – op grond van de huidige farmacogenetische kennis – genetische variatie het bijwerkingenprofiel zou kunnen beïnvloeden, zijn antidepressiva, antipsychotica, statines, RAS-remmers en mogelijk ook bètablokkers. Hoewel er in de zorg hoge verwachtingen zijn van therapie op maat met behulp van farmacogenetica, wordt dit tot op heden beperkt toegepast.
Auteurs | Velde, N. van der |
---|---|
Thema | Bijwerkingen |
Publicatie | 23 maart 2018 |
Editie | PiL - Jaargang 8 - editie 1 - Editie 1, 2018 |