Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

Effectiviteit van continue bewaking van glucoseconcentraties

Door op 30-06-2011

Eén van de nieuwe ontwikkelingen bij de behandeling van diabetes mellitus type 1 (DM1) is continue bewaking van de glucoseconcentratie. Via een subcutane glucosesensor wordt elke één tot vijf minuten de glucoseconcentratie gemeten en grafisch weergegeven op een beeldscherm. In de nieuwste apparaten is deze sensor geïntegreerd met een glucosepomp. De sensor en pomp zijn echter niet volledig geïntegreerd: de patiënt interpreteert de gegevens en past zonodig de afstelling van de insulinepomp aan.
Bergenstal et al. vergeleken het effect van deze techniek met conventionele behandeling met insuline. Er namen 485 patiënten met DM1 tussen 7 en 70 jaar oud met een percentage HbA1c tussen 7,4 en 9,5% aan dit onderzoek deel. Deze patiënten werden gerandomiseerd naar gebruik van glucosesensor en insulinepomptherapie of dagelijks meerdere insuline-injecties.
Na één jaar was het percentage HbA1c in de groep met pomptherapie gedaald van 8,3% naar 7,5%, tegen een daling van 8,3% naar 8,1% in de groep met insuline-injecties. Dit verschil was statistisch significant. In het onderzoek werd ook gekeken naar het aantal gevallen van hypoglykemie en diabetische ketoacidose. Gedurende het jaar waren er 32 gevallen van hypoglykemie bij de 247 patiënten met insulinepomptherapie, tegen 27 bij de 248 patiënten met insuline-injectietherapie. Dit verschil en ook het verschil in het aantal gevallen van diabetische ketoacidose was niet statistisch significant (p=0,58 resp. p=0,38). In de pompgroep bereikten 67 (27%) van de patiënten de streefwaarde van <7% HbA1c. In de insulinegroep waren dat er 23 (10%). In beide groepen was het resultaat bij de volwassenen beter dan bij de kinderen.
De belangrijkste beperkingen van het onderzoek waren dat de therapie, vanwege zijn aard, niet geblindeerd was. Daarnaast is de generaliseerbaarheid van de data mogelijk beperkt, omdat alleen patiënten met een HbA1c tussen 7,4% en 9,5% deelnamen. De auteurs concluderen dat bij patiënten met DM1 die onvoldoende geregelde glucoseconcentraties hebben, het gebruik van een met een sensor uitgeruste insulinepomp samenging met een significant sterkere daling van het HbA1c vergeleken met een therapie bestaande uit meerdere dagelijkse injecties met insuline. Helaas kon zo het pompeffect alleen niet gemeten worden. Het is immers mogelijk dat pomptherapie met ‘gewone’ controle van de bloedglucoseconcentraties ook een beter resultaat zou opleveren.
Continue bewaking van glucoseconcentraties is een techniek die door de FDA al in 2005 is goedgekeurd. Waarom wordt deze techniek nog niet uitgebreid toegepast? In een redactioneel commentaar worden een aantal mogelijke redenen genoemd. Patiënten moeten goed kunnen omgaan met deze techniek en hebben uitgebreide training en begeleiding nodig, die in de klinische praktijk moeilijk te realiseren is. Voor patiënten die regelmatig een hypoglykemie hebben, is direct sprake van een positieve invloed op de kwaliteit van leven; voor andere patiënten is de winst veel minder goed zichtbaar. Verder kan het continu dragen van een apparaat voor sommige patiënten een belemmering zijn.

Belangenverstrengeling: Medtronic leverde insulinepompen; Novo Nordisk leverde alle insulin aspart die in het onderzoek werd gebruikt; LifeScan, Bayer Healthcare en Beckton Dickinson leverden glucosemeters. Vele auteurs hebben banden met farmaceutische bedrijven.

Bergenstal RM, Tamborlane WWV, Ahmann A, Buse JB, Dailey G, et al. Effectiveness of sensor-augmented insulin-pump therapy in type 1 diabetes. N Engl J Med 2010;363:311-20. Wolpert HA. Continuous glucose monitoring – coming of age. N Engl J Med 2010;363:383-84.

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs dr. M.L. Becker
Thema Farmacotherapie
Publicatie 30 juni 2011
Editie PiL - Jaargang 15 - editie 5 - Editie 5, 2011