Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

Gefitinib versus docetaxel bij eerder behandeld niet-kleincellig longcarcinoom

Door op 01-05-2009

Longkanker met inbegrip van niet-kleincellig longcarcinoom is een belangrijke doodsoorzaak in de gehele wereld, vooral omdat de diagnose meestal pas laat wordt gesteld. De behandeling bestaat uit chemotherapie en ondersteunende zorg maar de resultaten zijn matig en recidieven komen veel voor. Uit eerder onderzoek waren aanwijzingen verkregen dat toepassing van gefitinib – een oraal toepasbare tyrosinekinaseremmer specifiek voor de receptor van de endotheel groeifactor (EGFR) – werkzaam en minder toxisch was dan chemotherapie. Kim et al. (2008) verrichtten een ‘non-inferiority trial’ met gefitinib (250 mg/dag per os) en docetaxel (75 mg/m2 in infuus van 1 uur elke drie weken). Het betrof een gerandomiseerd, open onderzoek in 149 centra in 24 landen waarvan de primaire uitkomstmaat de overleving op beide vormen van behandeling was. Andere uitkomstmaten waren de effecten bij patiënten met meer kopieën van het EGFR-gen, de duur van de overleving zonder progressie, het objectieve percentage met verbetering, kwaliteit van leven, veiligheid en verdraagbaarheid. Het onderzoek werd uitgevoerd bij patiënten van 18 jaar of ouder die niet-kleincellig longcarcinoom hadden met plaatselijke doorgroei of metastasen dat voortschreed of recidiveerde na tenminste één (maximaal twee) kuren chemotherapie op basis van platina. Tevoren was mede op grond van resultaten van eerdere onderzoeken in het statistisch analyse plan vastgelegd dat ‘non-inferiority’ zou zijn bewezen indien de bovengrens van het 96% betrouwbaarheidsinterval van de ‘hazard ratio’ (HR) van gefitinib in vergelijking met die van docetaxel minder zou zijn dan 1,154. Na screening deden uiteindelijk 1466 patiënten aan het onderzoek mee, 733 per arm in the ‘intention-to-treat’ groep (723 resp. 710 in de gefitinib en docetaxel ‘per protocol’ groep). Een interim-analyse nadat 346 patiënten waren overleden om na te gaan of gefitinib wellicht minder werkzaam was dan docetaxel leidde tot het besluit om het onderzoek volgens plan door te laten gaan. Uit de resultaten na voltooiing van het onderzoek bleek dat gefitinib daadwerkelijk ‘non-inferior’ was ten opzichte van docetaxel betreffende de totale overleving (HR 1,020; 96% betrouwbaarheidsinterval 0,905 – 1,150). De mediane overleving was 7,6 resp. 8,0 maanden voor behandeling met gefitinib en docetaxel. Er was geen verschil in overleving tussen patiënten met verschillende aantallen kopieën van het EGFR-gen. De meest voorkomende bijwerkingen in de gefitinib-groep waren huiduitslag of acne (49%; 10% in de docetaxel-groep) en diarree (35%; 25%); in de docetaxel-groep kwamen neutropenie (74%; 5% in de gefitinib-groep), asthenie (47%; 25%) en kaalheid 36%; 3%) het vaakst voor. De resultaten van dit onderzoek laten duidelijk zien dat de behandeling van voortgeschreden niet-kleincellig longcarcinoom weliswaar nog verre van bevredigend is maar ook dat er nu voor intraveneuze toediening van docetaxel een aanvaardbaar ‘oraal’ alternatief is dat beter wordt verdragen en een betere kwaliteit van leven geeft.

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Thema Farmacotherapie
Publicatie 1 mei 2009
Editie PiL - Jaargang 13 - editie 5 - Editie 5, 2009