Dementie wordt bij ongeveer 95% van de patiënten veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, lewylichaampjesdementie of de ziekte van Parkinson. Medicatie kan bij deze patiënten een zinvolle aanvulling zijn op het niet-medicamenteuze beleid. Het placebo-effect is echter groot en consensus over de evaluatie van het effect ontbreekt. Bij lichte tot matige vormen van de ziekte van Alzheimer is behandeling met een cholinesteraseremmer (rivastigmine of galantamine) mogelijk en bij matig-ernstige tot ernstige vormen behandeling met een NMDA-antagonist (memantine). Deze geneesmiddelen hebben een gering positief effect op het cognitief en algeheel functioneren, waardoor uitstel van opname in een verpleeghuis mogelijk is. Bijwerkingen zijn er vooral op het maagdarmkanaal en – bij pleisters – huidafwijkingen. Mogelijk vasculaire dementie gaat vaak gepaard met kenmerken van de ziekte van Alzheimer, waardoor medicatie ook mogelijk is. Patiënten met lewylichaampjesdementie of dementie door de ziekte van Parkinson kunnen behandeld worden met een cholinesteraseremmer. In de toekomst is dementie mogelijk te voorkomen door passieve vaccinatie met amyloïd antilichamen.
Auteurs | dr. P.L.J. Dautzenberg |
---|---|
Thema | Werkingsmechanismen |
Publicatie | 22 december 2011 |
Editie | PiL - Jaargang 15 - editie 7 - Editie 7, 2011 |