Jerry Avorn maakt zich al meer dan dertig jaar hard voor objectieve informatie over geneesmiddelen, voor betere en betaalbare zorg. Hij heeft hier al veel over gepubliceerd en schrijft regelmatig een redactioneel of artikel in belangrijke medische tijdschriften. Betrouwbare voorlichting is het onderwerp van een ‘perspectief’-artikel van zijn hand in The New England Journal of Medicine (NEJM). Het artikel geeft een samenvatting van de afgelopen vijftig jaar ‘informatie over geneesmiddelen’. Avorn beschrijft de Amerikaanse zoektocht naar een balans tussen minimaal overheidsingrijpen en maximale veiligheid voor de patiënt. Wat was de rol van artsen, van farmaceutische bedrijven en van de overheid? Hoe garandeer je betrouwbare informatie voor artsen? Wiens verantwoordelijkheid is dat?
Al in 1961 verscheen een redactioneel in NEJM met in de titel de vraag “Ethische geneesmiddelen – Wie gaat de dokters opleiden?” Daarin werd opgemerkt dat de kosten die farmaceutische bedrijven besteden aan promotie van geneesmiddelen vier keer meer was dan wat alle medische faculteiten (in de VS) bij elkaar te besteden hadden. In die tijd was er ook een initiatief om naast de informatie die fabrikanten beschikbaar stellen over geneesmiddelen tevens korte informatie bij alle receptgeneesmiddelen te maken over de werking, bijwerkingen en gebruik. Het zou een soort compendium moeten worden, met de belangrijkste informatie helder op een rijtje gezet. Daarnaast zou er een lijst moeten komen van geneesmiddelen met een groot risico op bijwerkingen. De AMA (American Medical Association, de Amerikaanse KNMG) vond deze overheidsinmenging teveel. Pas na de thalomideramp kreeg de FDA meer autoriteit om, voordat een middel op de markt werd toegelaten, bewezen effectiviteit en veiligheid te eisen. Er kwam geen compendium, maar wel “package inserts”, vergelijkbaar met onze bijsluiters.
Avorn stelt dat de vraag “Wie gaat de dokters opleiden?“ nog even actueel is. In de VS blijft er grote weerstand tegen overheidsingrijpen. Maar ook vandaag nog moeten artsen hun beslissingen nemen op basis van informatie die sterk beïnvloed is door onderzoek dat is gesponsord door de industrie. Hij verwacht niet dat de overheid in de VS snel een grotere rol zal krijgen in onafhankelijke geneesmiddeleninformatie. Onder andere daarom verwacht hij het meeste van samenwerking van onderzoekers met verzekeraars, non-profitorganisaties, regionale en nationale programma’s, alle zonder banden met farmaceutische bedrijven. Hij heeft zelf veel ervaring met onafhankelijke artsenbezoekersprojecten en besluit zijn verhaal met een warm pleidooi hiervoor (zie ook www.RxFacts.org).
Terugkijkend is het eenvoudig eindeloos fouten en schandalen van alle betrokkenen te herkauwen en niet verder te durven, of de schouders op te halen. Kijken naar duurzame successen geeft echter ook veel ideeën om uit te werken. Daarvoor moeten de beroepsorganisaties en individuele beroepsbeoefenaren zich echter heel vaak achter de oren blijven krabben: wat is de kern van gezondheidszorg?
Belangenverstrengeling: geen.
Avorn J. Teaching clinicians about drugs — 50 years later. Whose job is it? N Engl J Med 2011;364:1185-7.
Thalidomide (beter bekend als Softenon®) is in Nederland op de markt als zodanig
Auteurs | Dr. M.E.C. van Eijk |
---|---|
Thema | Diversen |
Publicatie | 26 mei 2011 |
Editie | PiL - Jaargang 15 - editie 4 - Editie 4, 2011 |