Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

‘Hormone replacement therapy’: verschil tussen pleisters en tabletten?

Door op 24-01-2011

Oestrogenen, al dan niet in combinatie met progesteron, worden gebruikt ter vermindering van overgangsklachten bij postmenopauzale vrouwen. Aanvankelijk bleek uit observationeel onderzoek een beschermend effect tegen cardiovasculaire aandoeningen, maar deze resultaten werden weerlegd door latere gerandomiseerde klinische onderzoeken. Er wordt met name een toename van cerebrovasculaire aandoeningen (CVA) gezien. De klinische onderzoeken betroffen vooral de orale therapie. Het vermoeden bestaat dat de transdermale toedieningsweg een andere invloed heeft op het cardiovasculaire systeem, omdat het first-pass-effect wordt omzeild.
Renoux et al. onderzochten het verschil in risico tussen orale en transdermale toediening van hormoonsubstitutie-therapie in een cohort van postmenopauzale vrouwen. Hiertoe werden de gegevens van de United Kingdom’s General Practice Research Database (GPRD) gebruikt. In dit cohortonderzoek werden de medische gegevens van meer dan zes miljoen patiënten geregistreerd. Binnen dit gegevensbestand werd een case-control-onderzoek uitgevoerd, waarin de gegevens werden opgenomen van alle vrouwen tussen 50 en 79 jaar zonder een diagnose van CVA aan het begin van het onderzoek. Alle eerste gevallen van CVA werden geselecteerd, waarbij werd gekeken naar gebruik van hormoonsubstitutietherapie in het jaar voorafgaand aan het CVA. Daarbij maakten de onderzoekers onderscheid tussen orale en transdermale toediening. Voor elke vrouw met een CVA werden maximaal vier controles geselecteerd. In totaal werden 15.710 gevallen van een CVA geselecteerd en 59.958 controles. In de groep vrouwen met CVA gebruikte 7,7% hormoonsubstitutie-therapie tegen 6,9% in de controlegroep. Het gecorrigeerde risico op CVA tijdens gebruik van transdermale oestrogenen, al dan niet in combinatie met progestagenen, was niet verhoogd (RR 0,95; 95%BI 0,75-1,20). In de groep met doseringen van maximaal 50 microgram oestrogeen was het risico niet verhoogd (RR 0,81; 95%BI 0,62-1,05), maar dit was wel het geval in de groep die een dosering hoger dan 50 microgram kreeg (RR 1,89; 95%BI 1,15-3,11).
Ter vergelijking: het risico op CVA tijdens gebruik van orale oestrogenen, al dan niet in combinatie met progestagenen, was 1,28 (95%BI 1,15-1,42). Directe vergelijking van transdermale therapie versus orale therapie gaf een relatief risico van 0,74 (95%BI 0,58-0,95). Voor de orale toedieningsvorm werd geen verschil tussen lage en hoge doseringen gezien.
Concluderend werd voor lage doseringen van transdermale oestrogenen, al dan niet in combinatie met progesteron, geen verhoogd risico gevonden op het krijgen van een CVA, maar voor hoge doseringen wel. Dit is het eerste onderzoek waarin ook het mogelijke verschil tussen de orale en transdermale toedieningsvorm is onderzocht. De auteurs stellen dat het onderzoek niet voldoende bewijs geeft voor het voorschrijven van transdermale oestrogenen, maar benadrukken dat het bedoeld was om verder onderzoek op dit gebied te stimuleren.

Belangenverstrengeling: dit onderzoek werd gefinancierd door subsidies van Canadese overheidsinstanties en van Organon.

Renoux C, Dell’Aniello S, Garbe E, Suissa S. Transdermal and oral hormone replacement therapy and the risk of stroke: a nested case-control study. BMJ 2010;340:c2519.

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs dr. M.L. Becker
Thema Farmacotherapie
Publicatie 24 januari 2011
Editie PiL - Jaargang 15 - editie 1 - Editie 1, 2011