Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

Hypertensie en diabetes type 1

Door op 31-03-2010

Het verband tussen diabetes en hypertensie wordt doorgaans verklaard met de aanwezigheid van obesitas en insulineresistentie en/of hyperinsulinemie. Hyperglykemie zou echter ook door veranderingen in structuur en functie van de bloedvaten aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van hypertensie. Het langetermijneffect van hyperglykemie op de bloeddruk is niet bekend.
In dit artikel worden twee onderzoeken beschreven: eerst een interventieonderzoek waarbij de gebruikelijke insulinetherapie vergeleken werd met intensieve behandeling met insuline. De duur van deze ‘randomised controlled trial’ (RCT) was gemiddeld 6,5 jaar. Hierna werd met een observationeel onderzoek gekeken in hoeverre er zich hypertensie ontwikkelde. De duur van deze follow-up-fase was gemiddeld twaalf jaar.
Er werden twee groepen patiënten ingesloten: een groep DM-1 zonder complicaties en patiënten met DM-1 met reeds aanwezige complicaties (bv. microaneurysmata of beginnende retinopathie). Patiënten met reeds aanwezige hypertensie of die behandeld werden met antihypertensiva werden uitgesloten. De eindmaat van beide onderzoeken was nieuw ontstane hypertensie, gedefinieerd als op twee momenten gemeten systolische bloeddruk ≥140 mm Hg of een diastolische tensie van ≥90 mm Hg, of het gebruik van antihypertensieve medicatie. Na afsluiten van de RCT werd aan de conventionele insulinegroep ook de intensieve insulinebehandeling aangeboden. De patiënten van beide groepen werden verwezen naar hun eigen medische verzorgers voor verdere behandeling.
Er werden 1441 patiënten ingesloten in het interventieonderzoek: 730 patiënten kwamen na randomisatie in de groep terecht met de gebruikelijke behandeling; 711 patiënten kwamen in de interventiegroep terecht. De analyse van het interventieonderzoek gebeurde volgens het intention-to-treat principe.
In totaal werd bij 630 patiënten hypertensie vastgesteld: 161 gedurende de RCT, 469 tijdens het cohortonderzoek. Het interventieonderzoek gaf geen statistisch significant verschil tussen de beide groepen te zien wat het ontstaan van hypertensie betreft: RR 0.94 (75%BI: 0.69-1.28). Bij het cohortonderzoek werden er statistisch gezien wel meer hypertensiepatiënten gevonden (RR:0.76; 95%:0.64-0.92). Met een multivariantieanalyse werd nagegaan welke uitgangsvariabelen het ontstaan van hypertensie voorspelden. Mannelijk geslacht, hypertensie in de familie, BMI en een verhoogd HbA1c bleken onafhankelijke voorspellers te zijn. Verder bleek dat gedurende de gehele periode een verhoogd HbA1c (RR:1.25; 95%BI:1.14-1.37), gewichtstoename (RR:1.11 (85%BI:1.08-1.13) en verhoogde albumine-excretie (RR:1.40; 85%BI:1.31-1.49) significante voorspellers waren voor het ontstaan van hypertensie.
Als eindconclusie stelden de onderzoekers dat hyperglykemie bijdraagt tot het ontstaan van hypertensie bij patiënten met DM-1. Tevens werd aangetoond dat intensieve insulinetherapie op de lange termijn het risico op het ontstaan van hypertensie vermindert.

Opmerking referent: Er werd geen subgroepanalyse gedaan bij patiënten welke bij inclusie geen en welke reeds wel microvasculaire afwijkingen hadden. Mogelijk zijn reeds bestaande (micro)vasculaire afwijkingen wel degelijk van invloed op het later ontstaan van hypertensies.

Belangenverstrengeling: niet vermeld.

De Boer IH, Kestenbaum B, Rue TC, Steffes MW, Cleary PA, Molitch ME, Lachin JM, Weiss NS, Brunzell JD. Insulin Therapy, Hyperglycemia, and Hypertension in Type 1 Diabetes Mellitus. Arch Intern Med. 2008;168:1867-73.

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs Knuistingh Neven, A.
Thema Farmacotherapie
Publicatie 31 maart 2010
Editie PiL - Jaargang 14 - editie 2 - Editie 2, 2010