De auteurs hebben een consensusdocument ontwikkeld over het management van dyspnoe bij patiënten met vergevorderde long- en hartziekten. Er is een wijd verbreide opvatting dat patiënten met deze aandoening niet consistent en effectief worden behandeld voor het verlichten van hun symptomen, dat wil zeggen voornamelijk dyspnoe in rust of bij minimale inspanning.
Voor het opstellen van het consensusdocument is een groep van 15 deskundigen samengesteld volgens de richtlijnen van de ACCP (American College of Chest Physicians). Deze groep, die vier disciplines bevatte (longartsen, cardiologen, verpleegkundigen en specialisten in palliatieve zorg), bestudeerde de literatuur van 1966 tot 2008. Op grond daarvan konden 23 stellingen worden geponeerd in vijf domeinen. Deze domeinen waren: meting van door patiënten gerapporteerde dyspnoe, behandeling met zuurstof, andere (niet-farmacologische) behandelingen, behandeling met opioïden en ethische overwegingen bij de verlichting van dyspnoe in de laatste levensfase. Van de stellingen werd de mate waarin men het eens was aangegeven op een 5-punts Likertschaal in twee rondes van een Delphi-methode. Aan de eerste ronde deden de deskundigen mee, de tweede ronde werd uitgezet onder 56 clinici uit het netwerk van de ACCP. Stellingen waarover 70% van de respondenten het eens was, werden van belang geacht. Vervolgens is van die onderwerpen een uitleg gegeven over het belang van die stelling, waar mogelijk onderbouwd met literatuur. Drie stellingen vielen af omdat er geen 70% consensus werd bereikt.
Uit de twintig geformuleerde stellingen kozen de auteurs de volgende aanbevelingen:
- Werkers in de gezondheidszorg zijn ethisch verplicht om dyspnoe te behandelen.
- De vraag naar de mate van benauwdheid hoort een vast onderdeel te zijn bij de opstelling van een behandelplan.
- Opioïden zijn goed bruikbaar ter verlichting van dyspnoe; de dosering moet individueel getitreerd worden.
- Zowel de patiënt als de behandelaar dienen steeds te beoordelen of met de specifieke behandelingen het doel - verlichting van kortademigheid - zonder ongewilde bijwerkingen wordt bereikt.
- Communicatie met de patiënt over palliatieve zorg en over de (cultureel bepaalde) zorg rond het levenseinde is voor clinici erg belangrijk.
Opmerking referent: hoewel de in dit artikel opgestelde managementsuggesties niet kunnen worden gebruikt als prestatie-indicatoren of voor competentiedoeleinden (daarvoor zijn ze onvoldoende evidencebased), is de opgestelde consensus zeer overzichtelijk en leesbaar. Het document lijkt daarom ook in de Nederlandse situatie goed toepasbaar.
Belangenverstrengeling: verschillende auteurs hebben gelden ontvangen voor hun onderzoek of voor lezingen over dit onderwerp. Toch is er volgens de auteurs geen sprake van belangenverstrengeling.
Mahler A, Selecky PA, Harod CG, Benditt JO et al. American College of Chest Physicians Consensus Statement on the Management of Dyspnoe in Patients With Advanced Lung or Heart Disease. Chest 2010;137;674-691.
Auteurs | Dr. F.W. Dijkers |
---|---|
Thema | Aanbevolen Overzichten |
Publicatie | 27 april 2011 |
Editie | PiL - Jaargang 15 - editie 3 - Editie 3, 2011 |