De ziekte van Parkinson wordt vooral gekenmerkt door een tekort aan dopamine. De behandeling is dan ook met name gericht op het opheffen van dat tekort. Dit kan met levodopa (in combinatie met een decarboxylaseremmer) en met een dopamineagonist, dan wel een combinatie van deze twee middelen. Daarnaast kan de behandeling met levodopa verfijnd worden door gelijktijdig gebruik van catechol-Omethyltransferase remmers en monoamineoxidase-Bremmers. Omdat het tekort aan dopamine geleidelijk aan toeneemt, moet de medicatie eveneens geleidelijk aan verhoogd worden. De symptomen die door dopaminetekort ontstaan, zullen echter altijd met substitutie van dopamine behandelbaar blijven. Indien de klassieke symptomen als tremor, hypokinesie, bradykinesie en rigiditeit niet of nauwelijks reageren op de behandeling met levodopa, dan dient aan de diagnose getwijfeld te worden. Remming van het beloop van de ziekte is niet mogelijk. Er zijn bij de ziekte van Parkinson ook stoornissen op ander vlak dan de dopaminehuishouding: deze zijn nog onvoldoende behandelbaar.
Auteurs | dr. A. Hovestadt |
---|---|
Thema | Bijzondere patiënten |
Publicatie | 13 maart 2012 |
Editie | PiL - Jaargang 16 - editie 1 - Editie 1, 2012 |