Sinds de ontdekking van het humaan immunodeficiëntievirus (hiv) in 1983 heeft de medicamenteuze behandeling van hiv-geïnfecteerde patiënten een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Op dit moment kunnen de antiretrovirale middelen in vijf groepen worden ingedeeld: nucleosidereverse-transcriptaseremmers, niet-nucleosidereverse- transcriptaseremmers, proteaseremmers, integraseremmers en entreeremmers. Het bijwerkingenprofiel van de antiretrovirale middelen is verbeterd met de komst van nieuwe, potentere en specifiekere middelen, zoals de tweedegeneratie proteaseremmer darunavir en de nucleoside-reversetranscriptaseremmer emtricitabine. De interacties die het meest voorkomen zijn die tussen geneesmiddelen die een substraat zijn voor het cytrochroom P450- systeem en ritonavir, een remmer van met name het iso-enzym cyp3A4 en een inductor van diverse andere cyp450-iso-enzymen. De huidige eerstekeuze behandeling bestaat uit een combinatie van twee nucleoside-reverse-transcriptaseremmers en een niet-nucleoside-reverse-transcriptaseremmer of een proteaseremmer.
Auteurs |
W. Kromdijk
dr. A.D.R. Huitema |
---|---|
Publicatie | 15 juni 2012 |
Editie | PiL - Jaargang 16 - editie 2 - Editie 2, 2012 |