Een acute hartstilstand noopt tot snel, zeer snel, handelen. Hierover zal een ieder het eens zijn. De overlevingskans neemt met 5-10% af met elke minuut die verloopt zonder dat met reanimatie wordt begonnen. De huidige aanpak behelst hartmassage en beademing, defibrillatie en verdere professionele hulp. Voor dit laatste komen intubatie, zuurstoftoediening en het gebruik van geneesmiddelen, zoals adrenaline, atropine en amiodaron, in aanmerking. Uit cohortonderzoeken is gebleken dat de overlevingskans verdubbelt als snelle reanimatie (dus hartmassage en beademing) wordt toegepast en er niet wordt gewacht tot getraind medisch personeel hiermee begint. De toepassing van een defibrillator is hierbij van eminent belang. De grote vraag lijkt te zijn wat de aanvullende waarde is van geneesmiddelen in dit proces. Recent heeft een Noors gerandomiseerd onderzoek van Olasveengen et al. hierover enige duidelijkheid opgeleverd. In dit onderzoek werden ruim 900 patiënten betrokken die na aankomst van de ambulance werden gerandomiseerd naar de interventiegroep (n=433) respectievelijk de controlegroep (n=418). In de interventiegroep werden de patiënten onderworpen aan een protocol waarbij naast standaardreanimatie, inclusief intubatie en defibrillatie, ook intraveneuze medicatie werd gegeven. De controlegroep kreeg geen intraveneuze medicatie.
In de controlegroep bereikten 126 patiënten (29%) levend het ziekenhuis; in de interventiegroep waren dit er 178 (43%). Van de controlegroep kwamen 88 patiënten (20%) op de IC; van de interventiegroep 125 patiënten (30%). In het ziekenhuis overleden 42 patiënten van de controlegroep en 74 patiënten van de interventiegroep. Er werden 40 patiënten uit de controlegroep levend ontslagen, ten opzichte van 44 patiënten uit de interventiegroep (p=0,61). Door overlijden in het ziekenhuis werden beide groepen sterk verkleind, hetgeen verlies aan ‘power’ betekende. Voorts waren er verstorende factoren, zoals toepassing van therapeutische hypothermie en angiografie die niet overal op dezelfde wijze werd uitgevoerd. De conclusie luidt dat de winst als gevolg van het gebruik van medicatie hooguit bescheiden is. In een commentaar in BMJ refereert Abella aan een tweetal retrospectieve onderzoeken waarin aannemelijk gemaakt is dat goede en vooral snel toegepaste reanimatie met defibrillatie van het grootste belang is. Zijn stelling is dan ook: richt je op snelle, hoogwaardige reanimatie en niet op medicatie.
Opmerking referent: de presentatie van de resultaten in dit onderzoek is enigszins verwarrend. Onduidelijk blijft de verantwoording van uitval en de keuze van de patiënten voor de definitieve analyse. Een algemene opmerking betreft het reanimatiebeleid. In Nederland worden regelmatig reanimatiecursussen gegeven waarbij ook leken de eerste interventies uitvoeren. Automatische externe defibrillators (AED’s) zijn tegenwoordig te vinden op verschillende plaatsen waar zich doorgaans grote groepen mensen bevinden. Wat betreft dit laatste lijkt blijvende training van personen die hiermee om kunnen gaan van het allergrootste belang.
Belangenverstrengeling: enkele onderzoekers hadden banden met producenten van medische apparatuur. Abella ontving research grants van Philips Healthcare, de American Heart Association en de National Institute of Health. Hij werkte als adviseur voor Philips Healthcare.
Abella SA. Drugs for resuscitation after cardiac arrest. CPR and defibrillation are of higher priorities. BMJ 2010;340:c3239.
Olasveengen TM, Sunde K, Brunborg C, Thowsen J, Steen PA, Wik L. Intravenous drug administration during out-of-hospital cardiac arrest: a randomized trial. JAMA 2009;25;302(20):2222-9.
Adrenaline is in Nederland op de markt als zodanig (epinefrine)
Atropine is in Nederland op de markt als zodanig
Amiodaron is in Nederland op de markt als zodanig en als Cordarone®
Auteurs | Knuistingh Neven, A. |
---|---|
Thema | Diversen |
Publicatie | 17 november 2010 |
Editie | PiL - Jaargang 14 - editie 9 - Editie 9, 2010 |