Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

Monoklonale antilichamen voorkomen recidief van Clostridium difficile-infectie

Door op 30-04-2010

Nosocomiale infectie met Clostridium difficile is de belangrijkste oorzaak van in zorginstellingen opgelopen diarree. Een verminderde kolonisatieresistentie en veranderde darmflora ten gevolge van antibioticagebruik geeft aanleiding tot infectie met C. difficile. Door de bacterie uitgescheiden toxinen beschadigen het darmslijmvlies, hetgeen leidt tot diarree. Standaardbehandeling met vancomycine of metronidazol is succesvol bij 85% van de patiënten met een eerste infectie en bij minder dan 55% van de patiënten met een recidief. Andere vormen van therapie zijn intraveneuze toediening van immunoglobulinen, toepassing van stoffen die toxinen binden en probiotica, aldus Kyne in een redactioneel commentaar.
Lowy et al. onderzochten een geheel andere strategie voor de preventie van secundaire C. difficile infectie in een multicenter, gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek. Een combinatie van twee neutraliserende, humane monoklonale antilichamen tegen toxines A (CDA1) en B (CDB1) van C. difficile werd toegevoegd aan standaardtherapie van vancomycine of metronidazol. De patiënten (n=101) kregen éénmalig 10 mg/kg van CDA1 en 10 mg/kg van CDB1 intraveneus toegediend. De placebogroep (n=99) kreeg een zoutinfuus. Gedurende 84 dagen onderzocht men het optreden van een recidief-infectie als primaire uitkomstmaat. Gebruik van CDA1+CDB1 gaf een relatieve vermindering van recidief-infectie van 72% (7% in de antilichaamgroep vs. 25% in de placebogroep; ‘intention-to-treat’ analyse). In de subgroep van patiënten met meer dan één eerdere infectie met C. difficile was het verschil nog groter: 82% vermindering (7% vs. 38%). Dit resultaat werd behaald in een onderzoekspopulatie van gemiddeld 64 jaar oud (bereik 20-101 jaar), een belangrijk gegeven omdat het risico van recidief sterk is verhoogd bij oudere patiënten.
De antilichamen bleken niet immunogeen en hadden een bijwerkingenprofiel dat vergelijkbaar was met dat van placebo. De therapie met de monoklonale antilichamen had geen effect op de ernst van de aanvankelijke episode. In een redactioneel commentaar noemt Kyne als mogelijke verklaring hiervoor de definitie die de onderzoekers hanteerden voor ernstige infectie. Met deze eenvoudige meting was verschil moeilijk kwantificeerbaar. De halfwaardetijd van CDA1 was 22 dagen en die van CDB1 26 dagen en daarmee kleiner dan de tijdsduur waarbinnen de meerderheid van de recidieven in de placebogroep optrad: 30 dagen.
De toepassing van monoklonale antilichamen ter preventie of behandeling van bacteriële infectieziekten wordt al geruime tijd onderzocht. Grote doorbraken in klinische onderzoeken met dergelijke antilichamen, gericht tegen antigenen op het celoppervlak of tegen door de bacterie uitgescheiden extracellulaire moleculen, waren tot dusver niet gepubliceerd. Met het onderzoek van Lowy et al. is nu aangetoond dat passieve immunisatie met antilichamen gericht tegen door C. difficile uitgescheiden toxines als adjuvante therapie zeer effectief is ter voorkoming van recidief-infecties.

Belangenverstrengeling: het onderzoek van Lowy werd gefinancierd door MassBiologics en Medarex. De auteurs hadden vele belangen bij het onderzoek (octrooihouders, aandeelhouder in het bedrijf).

Kyne L. Clostridium difficile--beyond antibiotics. N Engl J Med. 2010 Jan 21;362(3):264-5.
Lowy I, Molrine DC, Leav BA, Blair BM, Baxter R, Gerding DN, et al. Treatment with monoclonal antibodies against Clostridium difficile toxins. N Engl J Med. 2010 Jan 21;362(3):197-205.

Metronidazol is in Nederland op de markt als zodanig en als Flagyl®
Vancoymycine is in Nederland op de markt als zodanig en als Vancocin CP®

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs A.L. de Goede
Thema Farmacotherapie
Publicatie 30 april 2010
Editie PiL - Jaargang 14 - editie 3 - Editie 3, 2010