Patiënten met atriumfibrilleren hebben een verhoogd risico op het krijgen van een ischemisch cerebrovasculair accident (CVA). Om dit te voorkomen wordt het merendeel van de patiënten behandeld met orale anticoagulantia. Hiervoor zijn vitamine K-antagonisten (VKA’s), maar sinds een aantal jaren ook direct-werkende orale anticoagulantia (DOAC’s) beschikbaar. De effectiviteit van al deze middelen is heel nauw verbonden met de bijwerkingen, namelijk bloedingen. Het is in de praktijk lastig te beoordelen voor welke patiënt de baten-risicobalans positief is, en voor welke deze negatief is. Gerandomiseerde klinische studies geven weinig informatie over het verschil in baten-risicobalans per patiënt. Observationele data, waarin grote groepen mensen in de dagelijkse praktijk bestudeerd worden, kunnen ons beter laten zien wat de baten-risicobalans is voor de individuele patiënt. Zo kan worden uitgezocht of de baten-risicobalans verschilt voor patiënten die comorbiditeit hebben of comedicatie gebruiken. Daarnaast spelen predictiemodellen voor het inschatten van het risico op een CVA en een bloeding een belangrijke rol bij de keuze van een behandeling.
Auteurs | Ham, H.A. van den |
---|---|
Thema | Medicatieveiligheid |
Publicatie | 12 september 2017 |
Editie | PiL - Jaargang 7 - editie 3 - Editie 3, 2017 |