Praktijkgerichte nascholing over farmacotherapie in de eerste lijn
Menu

Ruim één miljard extra geld voor doelmatigheidsonderzoek in de VS

Door op 16-08-2010

Beslissingen over onderzoeksgeld: wat zijn de prioriteiten en wat moet er nog meer gebeuren? De president van de VS, Barack Obama, heeft binnen een economisch stimuleringsprogramma (ARRA, American Recovery and Reinvestment Act of 2009) 1,1 miljard dollar beschikbaar gesteld voor vergelijkend effectonderzoek of doelmatigheidsonderzoek (CER; Comparative-Effectiveness Research). Het geld wordt verdeeld over de NIH (National Institute of Health) en de AHRQ (Agency for Healthcare Research and Quality). Er is ook een nieuw adviesorgaan ingesteld (FCC; Federal Coordinating Council for Comparative Effectiveness Research). De IOM (Institute of Medicine) en de FCC hebben voorstellen gedaan voor de belangrijkste onderwerpen die aandacht moeten krijgen in dit programma. Daarbij stelt het IOM dat er vooral een goede infrastructuur moet komen voor een nationale duurzame doelmatigheids-onderzoeksstrategie. Hierbij hoort ook werken aan verbetering van het vertrouwen van het publiek in onderzoek. Om het draagvlak te vergroten stelde het IOM, na alle belanghebbende partijen te hebben gehoord, een lijst op met honderd aandachtspunten. De helft van de aandachtpunten valt onder 'Health Care Delivery Systems'. Hierbij gaat het om de klinische effectiviteit van zorg, hoe en waar zorg wordt geleverd en op welke manier het publiek daar het meeste profijt van heeft. Dit betreft ook de veiligheid en kwaliteit van zorg, beschikbaarheid voor iedereen en het niet uitsluiten van bepaalde groepen. Andere aandachtsgebieden die de IOM commissie aanbeveelt zijn de verschillen tussen bevolkingsgroepen, cardiovasculaire ziekten, geriatrie, psychiatrische stoornissen, neurologische problemen en kindergeneeskunde. Bovendien vraagt zij aandacht voor onderzoek naar het ondersteunen van patiënten bij het nemen van beslissingen, het stimuleren van gezond gedrag en effectieve methoden voor verspreiding en toepassing van nieuwe kennis. Veel onderzoek kan meerdere aandachtsgebieden betreffen.
Het IOM is voor een meer structurele ondersteuning van dit soort onderzoek via belastingen. Een dergelijk centrum zou objectieve doelmatigheidsinformatie kunnen bieden over verschillende strategieën bij een klacht, ziekte of medisch probleem.
Er is uiteraard discussie over het nut van een dergelijke kostbare instelling. Een lijst met criteria en prioriteiten lost dat niet op. Zo zijn sommige groepen ongerust dat dit soort onderzoek het verschil tussen patiënten juist zal veronachtzamen en dat geïndividualiseerde zorg onmogelijk gemaakt wordt. Op deze manier zou de overheid op een onheuse manier tussen arts en patiënt gaan staan. Daarnaast is er de vraag in hoeverre een dergelijk instituut ook uitspraken mag en kan doen over beschikbaarheid en vergoedingen.
Het artikel van Iglehart wordt gevolgd door twee commentaren van respectievelijk Conway en Vollp. Conway is zeer positief en verwacht betere informatie over behandelmogelijkheden en beleid. Hij verwacht dat allerlei belangrijke kennishiaten die er nu zijn betreffende verschillende behandelingsmogelijkheden, effecten in de dagelijkse praktijk (zoals bij mensen met co-morbiditeit en co-medicatie) en toepassing ingevuld zullen worden op deze manier. Het zou de gezondheidszorg en de beschikbaarheid ervan verbeteren en innovatie stimuleren. Conway is overigens directeur van de FCC. Vollp benadrukt daarnaast het belang van niet-farmacologische interventies. Deze zullen in het doelmatigheidsonderzoek juist aandacht moeten krijgen. Met name gedragsveranderingen hebben ons veel gezondheidswinst te bieden, en dat gaat niet alleen over stoppen met roken. Hij ziet graag onderzoek dat naast medicatie, ingrepen en hulpmiddelen, óók kijkt naar gedrags- en beleidsinterventies.
Onlangs verscheen opnieuw een artikel over dit programma voor doelmatigheidsonderzoek. VanLare et al. schrijven hoe belangrijk het is een geïntegreerd onderzoeksprogramma op te zetten. Hiervoor is gedegen leiderschap nodig, anders zullen de onderzoeksresultaten onvoldoende effect voor de dagelijkse praktijk hebben en zal het geld ‘verdampen’. Snelle successen kunnen bovendien de toekomst van dit soort onderzoek ondersteunen. Hij beschrijft hiervoor vijf stappen. Het FCC wordt een grote rol toebedeeld bij de keuze van onderwerpen, hiaten, vereiste onderzoeksmethoden, benodigde kennis voor patiëntenzorg, balans en communicatie over resultaten met het publiek. Zij bepleiten dat dit effectiever is dan wachten op goede onderzoeksvoorstellen binnen de prioriteiten, en zo universiteiten (en toeval) laten bepalen hoe dit geld wordt besteed.
Op de website van de NIH (recovery.nih.gov) staat een uitgebreide lijst van alle projecten, met telkens een toelichting en veel aandacht voor het transparant maken van de besteding van deze gelden.

Opmerking referent: ook in Nederland stimuleert men doelmatigheidsonderzoek. De artikelen betreffen zaken waarmee ZonMw waarschijnlijk ook stoeit. Dit is heel herkenbaar voor onderzoekers die veel met fondsenwerving bezig zijn. De omvang van het programma in de VS maakt dat het zeker effect zal hebben op onze kennis over gezondheidszorg. Ik kijk uit naar de resultaten.

Belangenverstrengeling: Vollp meldt in het verleden gelden te hebben ontvangen van McKinsey, Aetna en Pfizer. Er zijn geen conflicterende belangen. Conway is directeur van de Federal Coordinating Council for Comparative Effectiveness Research.

Iglehart JK. Prioritizing comparative-effectiveness research--IOM recommendations. N Engl J Med 2009;361:325-8.
Conway PH, Clancy C. Comparative-effectiveness research--implications of the Federal Coordinating Council's report. N Engl J Med 2009;361:328-30.
Volpp KG, Das A. Comparative effectiveness--thinking beyond medication A versus medication B. N Engl J Med 2009;361:331-3.
VanLare JM, Conway PH, Sox HC. Five next steps for a new national program for comparative-effectiveness research. N Engl J Med 2010;362:970-3.
Avorn J. Debate about funding comparative-effectiveness research. N Engl J Med 2009;360:1927-9.

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs Dr. M.E.C. van Eijk
Thema Farmacotherapie
Publicatie 16 augustus 2010
Editie PiL - Jaargang 14 - editie 6 - Editie 6, 2010