Een percutane coronaire interventie (PCI) is effectiever dan fibrinolytische therapie bij acuut myocardinfarct met ST-segmentelevatie (STEMI). Een probleem is echter, dat de tijd tussen de eerste symptomen van het myocardinfarct en de uitvoer van de interventie aanzienlijk kan zijn. Gefaciliteerde PCI – waarbij de interventie voorafgegaan wordt door fibrinolytische medicatie ter verbetering van de coronaire toestand – biedt echter geen oplossing, maar leidt zelfs tot een aanzienlijke toename van ernstige bijwerkingen. Een voorbehandeling met fibrinolytische medicatie bij PCI wordt daarom afgeraden. Tot deze conclusie kwamen de onderzoekers van de ASSENT-4 PCI-studie1. In deze studie werd het effect vergeleken van PCI met en zonder een voorbehandeling met tenecteplase. Ten gevolge van een verhoogde mortaliteit bij de voorbehandeling met tenecteplase werd de studie voortijdig afgebroken (1667 in plaats van de geplande 4000 patiënten). Het primaire eindpunt was overlijden, hartfalen of shock binnen 90 dagen. Ondanks dat de mediane tijd tussen randomisatie en uitvoer van de PCI vergelijkbaar was in beide groepen, was het primaire eindpunt significant verhoogd in de gefaciliteerde PCI-groep (19% versus 13%, p = 0,0045). Ook kwamen tijdens ziekenhuisopname vaker beroertes voor (1,8% versus 0%, p < 0,0001). Binnen 90 dagen na de interventie werden eveneens meer ischemische cardiale complicaties – zoals reïnfarct (6% versus 4%, p = 0,0279) of revascularisatie (7% versus 3%, p = 0,0041) – waargenomen. Door deze toename in ernstige bijwerkingen bevelen de onderzoekers de gefaciliteerde PCI dan ook niet aan.
Thema | Farmacotherapie |
---|---|
Publicatie | 1 maart 2007 |
Editie | PiL - Jaargang 11 - editie 3 - Editie 3, 2007 |