Brieven aan de redactie zijn essentieel voor het wetenschappelijke debat. Zij kunnen de lezers wijzen op beperkingen die de auteurs, de beoordelaars (‘peer review’) en de hoofdredacteur over het hoofd hebben gezien. Er zijn geen richtlijnen voor de afhandeling van deze correspondentie; soms worden wel beperkingen gesteld aan de lengte van de ingezonden brieven en aan het tijdsinterval dat ze kunnen worden ingediend na verschijning van het betreffende artikel.
Gøtzsche en medewerkers onderzochten of houtsnijdende kritiek van briefschrijvers aan de auteurs van artikelen in BMJ adequaat werd afgehandeld. Bij BMJ kunnen brieven elektronisch worden ingestuurd, wat een snelle en open afhandeling bevordert. Zij selecteerden uit de elektronische versie van de BMJ wetenschappelijke publicaties, keken naar de brieven die elektronisch binnenkwamen en beoordeelden de kwaliteit van de antwoorden - als die al werden gegeven. Van de 350 artikelen die zij beoordeelden ontvingen er 105 aanmerkelijke kritiek. Van de briefschrijvers kregen er 47 een antwoord. Er was geen verband tussen de ernst van de kritiek en de toereikendheid van het antwoord. Hier is volgens de auteurs van dit artikel een taak weggelegd voor de hoofdredacteuren om auteurs aan te sporen kritiek serieus te nemen en werk te maken van een zorgvuldige afhandeling.
In een redactioneel commentaar wordt ingegaan op het belang van wetenschappelijke discussie na publicatie. Door een actieve dialoog kan de wetenschappelijke wereld de betrouwbaarheid en de invloed van de publicatie vaststellen. Toch zijn de reacties beperkt. Wat houdt ons tegen? Ligt het aan de publicaties, die er meer zijn om de auteurs of om een product te ‘promoten’ dan om de wetenschap of de patiënt vooruit te helpen? Ligt het aan de lezers die de fouten niet zien of, als ze dat wel doen, toch geen brief schrijven? Of aan de redactie die brieven ziet als kritiek op haar keuzes en op het proces van peer review? Er zijn uitgebreide richtlijnen voor het publiceren, maar op dit vlak hebben tijdschriften een ‘conflict of interest’: brieven met kritiek op publicaties suggereren dat de redactie zijn werk niet goed doet en verminderen het aanzien van het tijdschrift. Ook brengt de afhandeling kosten met zich mee, zonder dat daar wat tegenover staat. De auteurs voelen zich blijkbaar niet verplicht om te antwoorden en de lezer komt om in een brij van wetenschappelijke publicaties die ieder jaar groter wordt, zonder dat overigens de hoeveelheid brieven toeneemt. En zo blijven fouten onopgemerkt. De oplossing is een fundamenteel andere benadering van hoe research moet worden uitgevoerd, gepubliceerd en door de wetenschap opgenomen. Hierbij moet de medische wetenschap in een open discussie de betrouwbaarheid en waarde van publicaties vaststellen.
Opmerking redactie: onderzoekers die een artikel met onderzoeksresultaten ter publicatie aanbieden, hebben meestal voortgeborduurd op reeds verricht en gepubliceerd onderzoek. Zij nemen daarvan vaak zonder meer de conclusie over zoals in de ‘samenvatting’ vermeld. Als regel hebben de auteurs van die samenvatting in het artikel echter geprobeerd de conclusie zo veel mogelijk te relativeren door bespreking van beperkende of ontbrekende factoren in de ‘Discussion’. Dit vindt met doorgaans niet terug in de conclusie. Leest men alleen de conclusie, dan kan deze fermer uitvallen en zo de conclusie van het ingezonden artikel beïnvloeden. Het is een alleszins redelijk advies om als redactie in dit soort gevallen te beschikken over deskundige adviseurs. Redacteuren hebben niet altijd de kennis en de tijd om op deze wijze naar een artikel te kijken.
Belangenverstrengeling: geen.
Gøtzsche P. Delamothe T. Godlee F. Lundh A. Adequacy of authors’ replies to criticism raised in electronic letters to the editor: Cohort study. BMJ 2010;341:c3926.
Schriger D. Altman D. Inadequate post-publication review of medical research. BMJ 2010;341:c3803.
Auteurs | P.J.M.M. Toll |
---|---|
Thema | Diversen |
Publicatie | 18 maart 2011 |
Editie | PiL - Jaargang 15 - editie 2 - Editie 2, 2011 |